afb.
De op 8 maart 1925 in Bergen op Zoom geboren Frans Suijkerbuijk werd op 2 september 1958 in de gemeenteraad van Den Bosch gekozen. Dat kwam door zijn werk voor de Jongeren binnen de KVP en de hoge plaats op de verkiezingslijst. Direct daarop is hij -als opvolger van Ferd. van den Eerenbeemt sr.- tot wethouder benoemd. In de tijd van burgemeester Hein Loeff beheerde Suijkerbuijk de portefeuilles Verkeer, Openbare Werken en later ook Woningbouw.
Sanering van de Pijp en andere volksbuurten en de dreigende demping van de Binnen Dieze waren in zijn tijd hete hanghijzers in de politiek. Zo kort na de oorlog was de wederopbouw van de stad nog in volle gang. In 1968 stapte Frans Suijkerbuijk van het College van Burgemeester en Wethouders over naar de bouwwereld. In de jaren vijftig behaalde de Katholieke Volkspartij KVP, door het wegvallen van Guus Moerings als wethouder voor de ,Groep Kuijpers’, de absolute meerderheid. ,Bosch Belang’, zoals de partij heette, was in elkaar geklapt. Zo ontstond er van de 32 raadszetels een meerderheid van 23 voor de KVP. Samen met drs. W. Lennaerts ben ik op 1 september 1958 geïnstalleerd. Het Brabantbad was mijn eerste werk. De IJzeren Vrouw en De IJzeren Man in Vught waren de enige twee baden. Al jaren sprak men over een nieuw zwembad, maar dan overdekt. Op de eerste werkdag begon ik met ir. A. Geurtsen, directeur van Gemeente Werken, een gesprek over de nieuwbouwplannen. Tijdens de verkiezingsstrijd voor de KVP had ik me sterk gemaakt voor een overdekt vijftig-meterbad. In zo'n campagne hield je nog hagepreken over de programmapunten. De mensen zag je achter de gordijntjes naar buiten loeren. Ze keken er toen nog van op wat zo'n gekke vent op de hoek van de straat te vertellen had. In januari 1966 ging het bad, dat voor wedstrijdzwemmen geschikt was, open. ZedenpolitieAan het nieuwe politiebureau heb ik nauwelijks iets bijgedragen hoewel ik wethouder was van Openbare Werken. Als voorzitter van de commissie O.W. bleef ik betrokken bij de gesprekken over de nieuwbouw, die op 5 juli 1960 met de ingebruikneming werd afgerond. Het zal ongeveer kort na mijn komst zijn geweest, toen op een dag die plannen in de commissie aan de orde kwamen en burgemeester Loeff als hoofd van de politie een toelichting gaf. Dat deed hij heel gedegen. In het nieuwe bureau was een aparte typekamer voor vertrouwelijk werk. Loeff zei in zijn betoog: „En in deze kamer zit een juffrouw die uitsluitend gebruikt wordt door de zedenpolitie”. Ondanks het enorme gelach van het gezelschap ging Loeff onverstoorbaar verder. Hij erkende niet, dat hij zich versprak.Tot 1961 maakte ik Loeff mee, die in dat jaar werd opgevolgd door Rob Lambooij. Loeff was de mening toegedaan, dat hij zich niet bloot mocht geven. Bij Lambooy gold dat ook in de omgang met de massa, maar niet bij een persoonlijk kontakt. Loeff was het aangeboren in de raad onderwerpen zakelijk en slim te verdedigen. Lambooy was heel anders, hartelijker. In het gesprek reageerde Lambooy menselijker. Loeff hield meer afstand. Lambooy behoorde tot de kategorie van magistraten. Het was een beetje een sjieke man. Iedereen vond hem charmant en vriendelijk. Hij was helemaal niet uit de hoogte. Hij was ook geestig. Bij de uitreiking van een onderscheiding maakte hij er vaak iets leuks van. En wat de voorlichting betreft daarin was hij voorzichtig. Hij bracht niet graag het beleid naar buiten. Van Greunsven, de man van voorlichting, had daar moeite mee. In beleidszaken en kontakten met de pers bleef ik openlijk. Ik ben een gemakkelijke prater en bracht de dingen zoals ze zijn. Met de krant had ik om de paar weken een gesprek, eerst met Niek de Rooy en vervolgens met Jacques Luijckx. Bij plannen in de ontwerpfase informeerde ik hen alvast over de achtergronden, maar vroeg met een redelijk argument de informatie nog niet te publiceren. Hierdoor is een vertrouwensbasis gegroeid. | 117 |